Isaiah 26

1Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en voorschansen.
 dien dage Te weten, als het volk uit de Babylonische gevangenschap zal verlost zijn, en de kinderen Gods uit de handen hunner vijanden, zo lichamelijke als voornamelijk geestelijke.
,
 in het land Dat is, in de gemeente Gods, overal waar die te dien tijde wezen zal, want onder den naam Juda wordt meermalen de kerk Gods verstaan.
,
 een sterke stad, Aldus wordt de kerk genaamd, omdat zij onder de bescherming van God vast en zeker is en blijft. Hebreeuws, ene stad der sterkte; dat is, ene stad van geweld.
,
 God Hebreeuws, Hij stelt; te weten God.
,
 stelt De zin is: Het heil, dat God haar geeft, is haar muur en vastigheid, waar ze zich op mag verlaten. Hij zal ze daarbij wel behouden, zodat ook de poorten der hel daar niet tegen zullen vermogen, Mat 16:18 . Of aldus, God, die ons heil, of onze Heiland en Verlosser is, zal de muur, of beschermer dezer stad, dat is, zijner kerk en gemeente zijn, daarom zal zij sterk, ja onverwinnelijk zijn.
,
 voorschansen Of, voormuren, dwingers, bolwerken.
2Doet de poorten open, dat het rechtvaardige volk daarin ga, hetwelk de getrouwigheden bewaart.
 Doet Met deze woorden vermanen de gelovigen elkander tot aanneming dergenen, die zich tot de gemeenschap der heiligen aanbieden. Vergelijk Psa 118:19-20 .
,
 het rechtvaardige volk Dat is, het uitverkoren volk Gods, hetwelk door het geloof aan Christus gerechtvaardigd is en alle getrouwheid onderhoudt.
,
 de getrouwigheden Dat is, hetwelk de trouw bestendiglijk onderhoudt, die het God en den mensen heeft beloofd. Anders: hetwelk alle trouw bewaart, of onderhoudt.
3Het is een bevestigd voornemen, Gij zult allerlei vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd.
 voornemen, Of, gedachte, besluit; te weten bij U, o God. Anders: Dat, [te weten, volk] hetwelk bevestigd is van gedachten, zult Gij bewaren in allerlei vrede, want het heeft, enz., waarvan de zin is: Dat volk, dat eens rechtvaardig gemaakt zijnde, vs.2, niet wankelbaar of onbestendig is van gedachten; zie Jam 1:6 , Jam 1:8 .
,
 Gij zult O God.
,
 allerlei Hebreeuws, vrede, vrede; dat is, allerlei vrede, of bestendigen, vasten, gedurigen vrede; en versta door het woord vrede allerlei heil en welstand. Zie Gen 37:14 . Eenige zetten dit derde vers aldus over: [Wiens] voornemen vast [op U] staat, dien zult gij een vasten vrede bewaren, wanneer men zich op U vertrouwt.
4Vertrouwt op den Heere tot in der eeuwigheid; want in den Heere Heere is een eeuwige rotssteen.
 Vertrouwt Hier vermanen verder de gelovigen elkander.
,
 is een eeuwige rotssteen Anders: bestaat de steenrots der eeuwen; dat is, de eeuwige steenrots. De zin is: Hij, die waarlijk de eeuwige God is, is de eeuwige rotssteen van al degenen, die hunne toevlucht tot hem nemen.
5Want Hij buigt de hooggezetenen neder, de verheven stad; Hij vernedert ze, Hij vernedert ze tot de aarde toe, Hij doet ze tot aan het stof reiken.
 de hooggezetenen Te weten de Babyloniërs, mitsgaders andere geweldige en machtige vijanden zijner kerk. Anders: die in hoogte wonen; zie boven Isa 25:12 .
,
 de verheven stad; Versta, de stad Babel.
,
 Hij vernedert ze, Van de wederhaling van een en hetzelfde woord, zie Eze 21:9 .
6De voet zal ze vertreden, de voeten des ellendigen, de treden der armen.
 De voet De zin is: Ofschoon de gelovigen voor de wereld arm en verachtzaam zijn, en een tijdlang van hunne vijanden hard vervolgd en verdrukt worden, zo krijgen zij nochtans nog eindelijk de overwinning door de kracht Gods, en vertreden hunne vijanden als met voeten.
,
 des ellendigen, Anders: de uitgeteerden.
7Het pad des rechtvaardigen is geheel effen, den gang des rechtvaardigen weegt Gij recht.
 is geheel Hebreeuws, zijne gerechtigheden, of oprechtheden; dat is, enkele oprechtheid. Anders: het pad der rechtvaardigen is geheel effen, o Gij rechtvaardige, Gij weegt het spoor [dat is, den weg] des rechtvaardigen. Anders: de weg des rechtvaardigen zijn gerechtigheden, hij is gerechtig. Gij zult het spoor des rechtvaardigen wegen; of overweegt Gij het spoor des rechtvaardigen; dat is, o God, weegt Gij zelf, of de rechtvaardige niet geheel oprecht zij, en of zijn weg niet rechtvaardig zij.
,
 recht Dat is, in een rechte weegschaal.
8Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o Heere! verwacht; tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte onzer ziel.
 Wij hebben De zin is: Zelfs nu, nu Gij ons zo zwaarlijk tehuiszoekt door de Babyloniërs, wachten en hopen wij evenwel op uwe hulp, en wij wensen van harte dat uw naam groot gemaakt en altoos ter ere moge gedacht worden, zo van ons als van anderen. De godzaligen gelijken den goddelozen niet, bij wie de Heere geheel uitheeft wanneer Hij hen met zijne roeden slaat. Zie Psa 44:18-19 , enz.
9Met mijn ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal ik met mijn geest, die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken; want wanneer Uw gerichten op de aarde zijn, zo leren de inwoners der wereld gerechtigheid.
 ik Dat is, wij uw volk, een ieder van ons.
,
 U begeerd Te weten door het gebed.
,
 U vroeg zoeken; Zie Job 7:21 .
,
 Uw gerichten Dat is, straffen, of tuchtigen. De zin is: Door de tuchtigingen of straffen worden de afgedwaalden weder op den rechten weg gebracht en leren op Gods geboden passen. Zie Psa 119:67 , Psa 119:71 .
10Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert evenwel geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des Heeren niet aan.
 gans Hebreeuws, in het land der rechtigheden; dat is, in het land waar Gods Woord geleerd wordt, hetwelk den rechten weg der zaligheid aanwijst. De zin is: Ofschoon zij in de uiterlijke gemeenschap der kerk zijn, zo leiden zij evenwel een boos leven.
,
 en hij ziet Anders: daarom zal hij de hoogheid [of heerlijkheid, of majesteit ] des Heeren niet zien.
11Heere! is Uw hand verhoogd, zij zien het niet; maar zij zullen het zien, en beschaamd worden, vanwege den ijver over Uw volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders verteren.
 is Uw hand Dat is, al zijn uw grote daden en wonderwerken openbaar en ogenschijnlijk, zij merken het niet.
,
 zij zien het niet; Te weten, uwe vijanden, de goddelozen.
,
 zij zullen het zien, Zij zullen het moeten merken, of zij willen of niet; namelijk als zij door uw grote straffen en tot hun uiterste verderf bevinden zullen hoe machtig Gij zijt om uwe vijanden te straffen.
,
 vanwege Hebreeuws, vanwege den ijver des volks. De zin is: Zij zullen beschaamd staan als zij zullen zien den groten ijver, dien Gij betonen zult in het redden van uw volk uit de hand hunner vijanden. Anders: door den ijver van uw volk; [dat is, door den ijver, waarmede Gij over uw volk ontstoken zijt], ook door het vuur uwer vijanden, [dat is, door hetwelk Gij uwe vijanden haat] zult Gij hen verteren. Naar welke zin hier twee oorzaken worden aangewezen, die God hebben bewogen de goddelozen [van wie vs.10 gesproken is] te verdelgen: vooreerst de liefde, die Hij zijn volk toedraagt, ten andere den brand des toorns, waarmede Hij tegen zijne vijanden ontstoken is.
,
 het vuur Van het woord vuur, voor den toorn en wraak Gods, zie Job 20:26 , en Job 22:20 .
12Heere! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.
 beschikken Dat is, verlenen, of geven.
,
 ons ook Of, voor ons, of in ons.
,
 al onze zaken Of, al onze werken gewrocht; dat is, alles wat ons van node is geweest aan de ziel en aan het lichaam, hebt Gij voor ons teweeggebracht.
13Heere, onze God! andere heren, behalve Gij, hebben over ons geheerst; doch door U alleen gedenken wij Uws Naams.
 andere heren, Te weten de Babyloniërs en andere vijanden uwer kerk.
,
 door U alleen De zin is: Dat wij in het leven zijn gebleven, dat hebben wij U alleen te danken, en zijn derhalve schuldig uw heiligen naam te danken en te loven, en vastelijk op U te vertrouwen.
,
 Uws Naams Of, aan uwen naam.
14Dood zijnde zullen zij niet weder leven, overleden zijnde zullen zij niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht, en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan.
 zij Te weten die vijanden noch anderen van huns gelijken.
,
 niet weder Dat is, niet weder levend worden, en derhalve zullen zij ons niet meer verhinderen uwen naam te prijzen; zie Exo 14 , zie Exo 15 .
,
 overleden Zie de aantekening Job 26:5 .
,
 niet opstaan; Te weten om hier op aarde te leven.
,
 bezocht, Te weten in uwen toorn.
15Gij, o Heere! hadt dit volk vermeerderd, Gij hadt dit volk vermeerderd; Gij waart verheerlijkt geworden; maar Gij hebt hen in al de einden des aardrijks verre weggedaan.
 hadt Hebreeuws, Gij hadt tot dit volk toegedaan; dat is, velerlei zegen gegeven; of, gelijk sommigen, vele straffen toegevoegd; door welke beide God eer behaalt.
,
 dit volk Te weten de Joden.
,
 Gij hadt Van dergelijke wederhaling van het woord zie boven vs.5.
,
 verheerlijkt Te weten door de weldaden aan dit volk bewezen. Anders: bezwaard geworden; te weten door de zonden, die zij tegen U hebben begaan, [daarom] hebt Gij hen, enz. Het Hebreeuwse woord betekent verheerlijken, het betekent ook bezwaren.
,
 verre weggedaan Dat is, verstoten, ten lande uitgestoten, te weten om hunner zonden wil.
16Heere! in benauwdheid hebben zij U bezocht; zij hebben hun stil gebed uitgestort, als Uw tuchtiging over hen was.
 zij Te weten uw volk, als Gij hen gekastijd hebt.
,
 U bezocht; Dat is, zij hebben U om hulp aangeroepen.
,
 stil gebed Het Hebreeuwse woord Lachas betekent eigenlijk een stille mompeling, die men nauwelijks horen kan, gelijk 1Sa 1:13 . Hiermede wil de profeet aanwijzen dat zij in hunne noden tot God gezucht en in stilheid gebeden hebben, hetwelk bij God een geroep is; Exo 14:15 .
,
 als Uw tuchtiging Dat is, als Gij hen tuchtigdet.
17Gelijk een bevruchte vrouw, als zij nadert tot het baren, smarten heeft, en schreeuwt in haar weeën, alzo zijn wij geweest, o Heere! vanwege Uw aangezicht.
 alzo zijn wij Te weten, in de Babylonische gevangenschap.
,
 vanwege Dat is, vanwege uwen toorn. Zie de aantekening Gen 32:20 , en Psa 21:10 .
18Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar wij hebben niet dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en de inwoners der wereld vielen niet neder.
 Wij waren Dat is, wij waren in groten nood en ellende.
,
 wij hadden Te weten als een barende vrouw.
,
 wij hebben niet Dat is, wij hebben ons tevergeefs bekommerd hoe wij uit de gevangenschap of ellende geraken zouden. Wind baren is zoveel gezegd als vergeefsen arbeid doen. Hebreeuws, wij hebben als een wind gebaard.
,
 wij deden Dat is, wij hebben onze vijanden, die ons land ingenomen hadden, door onze eigen kracht niet kunnen verslaan.
,
 het land Te weten het Joodse land, ons vaderland.
,
 behoudenis Of, verlossing, of heil.
,
 de inwoners Dat is, de Babyloniërs, die ons land, mitsgaders nog vele andere koninkrijken en landen inhadden.
,
 vielen Of, zij zijn niet gevallen; dat is, zij zijn niet omgekomen.
19Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! want uw dauw zal zijn als een dauw der moeskruiden, en het land zal de overledenen uitwerpen.
 Uw doden Met deze woorden verklaart de kerk in het algemeen, en elke gelovige in het bijzonder, een vast vertrouwen van de zalige opstanding uit den dood, tot de heerlijkheid van het eeuwige leven; waarvan de verlossing uit de Babylonische gevangenschap een voorbeeld zou zijn, en daarom van de Joden met vertrouwen was te verwachten. Vergelijk Eze 37 .
,
 leven, Dat is, zij zullen door uwe kracht weder verlost en opgewekt worden.
,
 mijn dood lichaam, Dit spreekt iedere gelovige mens voor zichzelven.
,
 gij, Dat is, gijlieden die als in de graven ligt.
,
 uw dauw Dat is, uwe goedertierenheid, waarmede Gij ons ontvangen zult, zal maken dat wij, die uw kerk of volk zijn, alzo zullen verkwikt en getroost worden, gelijk de dauw de kruiden verkwikt.
,
 als Dat is, als een dauw, die op de moeskruiden valt; versta hierbij het gras en alle andere kruiden, die uit de aarde wassen.
,
 het land Anders: Nadat Gij de reuzen [dat is, de machtige en verschrikkelijke vijanden van uw volk] zult ter aarde geveld hebben.
20Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga.
 Ga henen, Tot hiertoe heeft geduurd de lofzang van het volk Gods; nu voortaan spreekt God de Heere, of de profeet in Gods naam, de kerk vermanende dat zij nog een weinig geduld hebbe, totdat de tijd harer verlossing gekomen zij.
,
 na u toe; Hebreeuws, voor u, gelijk 2Ki 4:4 .
21Want ziet, de Heere zal uit Zijn plaats uitgaan, om de ongerechtigheid van de inwoners der aarde over hen te bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken, en zal haar doodgeslagenen niet langer bedekt houden.
 uit Zijn plaats Dat is, uit den hemel; Mic 1:3 ; Rom 1:18 .
,
 over hen Dat is, de Heere zal van den hemel het bloed van zijn volk, hetwelk de vijanden vergoten hebben, wreken.
,
 haar bloed Zie de aantekening Gen 4:10 , en Job 16:18 .
Copyright information for DutSVVA